HIERBIJ SCHENK IK U DE BIOGRAFIE VAN CÚCHULAINN. MOGE U DIT IN NAGEDACHTENIS VAN DEZE MAGUS IN STILTE LEZEN.
Cúchulainn Johannes Octavianus.
In het jaar 1194 werd Cúchulainn Johannes Octavianus in Oost Ierland geboren en kreeg hij van zijn ouders de naam Cúchulainn. Zijn ouders hadden een kleine boerderij en behoorden tot de vrije boeren. Ze waren niet rijk, maar konden van het beetje wat het land opbracht wel net rond komen. Cúchulainn werd in de kleine maar oude en prachtige kerk in het dorp gedoopt en kreeg de naam Johannes.
Toen Cúchulainn 7 jaar was kwam er een groep engelse soldaten op de nederzetting af. De Ieren toonden een zwaar verzet tegen de Engelse overheersers en kennelijk vonden de heersers het nodig om enkele strafexpedities te beginnen tegen het Ierse volk. De soldaten staken de huizen en de boerderijen in brand en vermoorden een hoop mensen. Onder de doden waren Cúchulainn’s ouders, zusje en broertje. Cúchulainn had geluk en wist te ontsnappen doordat het paard van de man die hem wilde vermoorden plots zo onrustig werd dat de man even zijn aandacht op zijn paard gericht had. Even later werd hij gegrepen en mee genomen naar een plek waar nog meer dorpelingen verzameld werden, die het geluk hebben gehad dat ze niet gelijk stierven.
De hoofdman wist niet wat hij met al die mensen zou gaan doen, dus besloot hij ze voorlopig maar mee te nemen op de weg richting Dublin. De groep gevangenen moesten de gestolen buit en voedsel dragen. Onderweg probeerde iemand nog te ontsnappen, maar die werd door een pijl neergeschoten. Mensen die niet meer konden lopen werden ook neergestoken.. Cúchulainn wist de tocht te overleven. Zijn bagage was niet echt zwaar omdat de Engelsen kennelijk wel inzagen dat hij niet zoveel kon dragen. En aangezien ze toch al een buit achter moesten laten, wilden ze zo min mogelijk dragers verliezen.
Na een aantal dagen was het grootste deel van de groep nog in leven. Veel van hen waren boeren en waren gewend lange tochten te maken met hun goederen, zodat ze die elders konden verhandelen. Alleen deze tocht duurde langer en ze hadden geen lastdier. De sfeer was erg somber. Ze liepen de spullen die van de mensen zelf gestolen waren de zeulen, hun huizen waren er niet meer, veel mensen waren dood en ze hadden ook weinig hoop dat het met hun beter zou aflopen. Toen het nacht werd ging iedereen weer slapen om bij te komen van de tocht.
Cúchulainn werd midden in de nacht wakker. Het viel hem op dat er maar zeer weinig wachters waren. Hij zag dit als een kans om te ontsnappen. Hij pakte de zak die hij moest dragen en sloop stil van het kamp vandaan. Na een poosje gelopen te hebben verstopte hij zich tussen een stel bomen en bleef hier de gehele nacht liggen. De volgende dag trok hij verder. Onderweg vond hij nog een lijk van één van de gevangenen. Op een gegeven moment kwam hij een afslag richting Dublin tegen die hij vervolgens in ging. Het leek er op dat de groep deze afslag niet in gegaan was. Twee dagen later kwam hij bij Dublin aan. Aan de poortwachter vertelde hij de opdracht gekregen had van zijn baas om deze zak graan bij de markt af te leveren. Hij verkocht de zak graan op de manier zoals hij zijn vader dat al eens had zien doen. Hij kreeg er alleen wel wat minder voor terug, maar dat gaf niet.
Cúchulainn woonde vervolgens nog 4 jaar in Dublin. Hij woonde op straat en wist te overleven door te bedelen, stelen en klusjes aan te nemen. Het leven was moeilijk, maar toch wist hij het te overleven. Van zijn dorpsgenoten heeft hij nooit meer wat van gehoord.
Cúchulainn werd door de rijke burgers en de Engelsen minachtend aan gekeken. Hij was immers een nutteloze zwerver. Hierdoor werd hij zeer geprikkeld om macht en aanzien te verwerven. Hij hing veel rond bij een school in de hoop dat hij zo aan kennis zou kunnen komen. Tevens was het een goede plek om voedsel te krijgen, van de priesters en monniken die er regelmatig langs kwamen. Op een gegeven moment werd hij ook voor bepaalde klusjes gevraagd. In ruil kreeg hij voedsel en mocht hij zelfs in de hooiopslag boven de stallen overnachten. Ook kreeg hij de kans om wat op te vangen van wat er geleerd werd. Hij mocht zelfs aanwezig zijn tijdens bepaalde lees lessen. Op zijn negende jaar kwam er opeens een man naar hem toe die hem een kamer aanbood. Zijn naam was Gregorius. Hij vertelde Cúchulainn dat hij een vaste plaats kreeg, nieuwe kleren, alle lessen kon bijwonen en niet meer hoefde te werken. Hij wilde in ruil daarvoor dat Cúchulainn niet zonder toestemming het terrein zou verlaten. Cúchulainn zat niet zo met die beperkingen omdat één van zijn grootste wensen was uitgekomen. Pas maanden later vroeg hij naar de reden achter die beperking. Het antwoord was dat er veel in hem geïnvesteerd werd en dat hij de garantie wilde dat de studie ook zou worden afgerond. Cúchulainn twijfelde aan het motief, maar vroeg er niet verder op door.
Na een half jaar kwam er een onbekende ietwat vreemde man langs. Hij sprak met Gregorius over Cúchulainn. Na een aantal maanden kwam er weer een wat vreemde man langs die het zelfde deed. Na een jaar wilde een man een gesprek met Cúchulainn. Cúchulainn kon nog niet goed latijn, dus Gregorius was er bij als tolk voor als er bepaalde woorden niet goed begrepen werden. De man vroeg vreselijk veel over het leven van Cúchulainn. Hij was vooral zeer geïnteresseerd naar wat kleine in Cúchulainn’s ogen nutteloze zaken, zoals dat een paard wat vreemd deed. Vervolgens vetrok de vreemde buitenlander weer. Een paar jaren verstreken. Cúchulainn leerde hard en begon ook het Latijn spreken en schrijven steeds beter onder de knie te krijgen. Hij was tevens sterk geïnteresseerd in geschiedenis. Door het verleden te begrijpen kreeg hij meer inzicht in het heden. Ook sprak de natuurwetenschap hem sterk aan. Niet alleen de astronomie, maar ook de bliksem. Hij zag wat een enorme kracht daar vanuit ging en hoopte dat de mens ooit die kracht zou kunnen beheersen.
Toen Cúchulainn 11 jaar was, kwam er weer een onbekende man op hem af. Deze man was een Ier en droeg de naam Augustinus Aurelius. Wat opviel was dat deze man beter Latijn dan Keltisch sprak. Hij vertelde tegen Cúchulainn dat hij gekomen was om Cúchulainn’s studie naar een hoger level te brengen. Het vertelde dat Cúchulainn een speciale gave heeft en daarom bij hem in de leer moest. Het werd zijn parent. Dit was met Gregorius afgesproken.
Dezelfde dag vertrokken ze. Met Augustinus Aurelius trok een groep van 12 mensen mee die als bescherming en als personeel leken te dienen. Hij vertelde dat ze naar west Ierland zouden gaan, dat zou Cúchulainn vast prettig vinden omdat de Engelsen daar geen invloed hebben. Onderweg vertelde hij ook dat hij bij het huis Tremere zat. Tremere was (en is) een zeer machtig huis binnen de Order of Hermes. Ook Cúchulainn zal lid worden van dit prachtige huis binnen deze machtige order. Door dit huis zou Cúchulainn een zeer machtig en invloedrijk persoon kunnen worden met veel aanzien. Dit sprak Cúchulainn erg aan.
Hij vertelde ook dat net zoals de vele kunsten (hier gaat het om een woordspeling met de vrije kunsten (artes liberales) er nog de kunst van het invloed uitoefenen op je omgeving bestaat. Of dat nou het denken, het lichaam, de dieren, de planten, de elementen of de kunst zelf is. Het is een gave. Maar veel mensen snappen die gave niet. Die denken dat het iets duisters is, terwijl het een kunst is. Dat noemen we “magie”.
Ze kwamen aan in een Convernant vlak bij de West Ierse kust.
Het convernant bestond uit een grote toren met wat gebied er om heen waar wat landerijen tussen lagen. Ondanks dat was het gebied tussen de toren en tussen de landerijen voornamelijk veel bos.
Hier bracht Cúchulainn het grootste deel van zijn studie door, op de momenten dat hij niet op reis was. Hij nam in deze tijd ook een derde naam aan: Octavianus. Dit kwam omdat drie namen beter bij hem passen. En zeker de naam van de eerste Romeinse keizer. Want uiteindelijk wilde hij ook die aanzien en macht bereiken. Eigenlijk kwam hem dat ook al een beetje toe.
Na 7 jaar vertrok hij en zijn Parent naar Engeland toe. Cúchulainn zag dat niet zitten, maar zijn parent vond het daardoor juist nog belangrijker. Ze reisden onder meer naar Londen en kwamen na een lange reis kwamen ze bij hun laatste bestemming van de reis aan: Oxford. Hier moest Cúchulainn een aantal maanden studeren en verblijven tussen de mundanes in een college. Een zware opgave. Cúchulainn kreeg ook een aantal keren ruzie met een Mundane omdat hij niet voldoende respect toonde voor hem. Helaas mocht hij zich niet onthullen. Wel had hij stiekem een paar spells toegepast, door bijv. het inktpotje van zo’n student om te laten waaien, zodat het precament onder de inkt zat. Maar het werd ondanks dit soort zaken niet betrapt op magie gebruik. Na een aantal maanden ging hij weer met zijn Parent terug naar het Convernant van zijn Parent in West Ierland. Na een paar jaar ervaarde hij een twilight expriernce tijdens het bestuderen van Vim. De studie van Vim verliep voorspoedig. Beter dan zijn Parent had verwacht. Cúchulainn raakte enorm verdiept en verdiept tot plots er iets gebeurde wat je een twilight ervaring zou kunnen noemen.
Toen Cúchulainn 26 was werd hij Magus. Zijn studie als leerling was klaar. Hij kreeg de opdracht om er op uit te trekken. Uitgerekend naar Engeland.
Helaas is het de regel bij Tremere dat hij zijn sigil niet kreeg. Hierdoor zal hij zijn parent in een certamin moeten verslaan.
Dit is dan ook één van zijn grote doelen: Zijn sigil.
Andere doelen zijn het vergroten van de macht van Tremere, zijn eigen macht vergroten, de macht van de order vergoten. En vooral door deze middelen een groot machtig rijk stichten waar magiërs het volk zullen leiden en het gezag hebben wat ze zou toekomen. En uiteraard zal hij de magiërs op hun beurt weer leiden.